Geen aftrek zonder bonnetjes: wel € 5.000 voor trage afhandeling bezwaar
De vrouw kan haar zorg- en scholingskosten over 2016 niet meer bewijzen en verliest Geen bewijs, dus geen aftrek Wie persoonsgebonden aftrek wil, moet kunnen laten zien dat de kosten in het juiste € 5.000 door te lange duur Ondanks dat de vrouw inhoudelijk verliest, krijgt zij wel immateriële schadevergoeding Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 10-12-2025 2025 (gepubl.17-12-2025), ECLI:NL:RBZWB:2025:8779
daardoor de persoonsgebonden aftrek. Wel krijgt zij € 5.000 immateriële schadevergoeding
omdat haar bezwaar en beroep veel te lang hebben geduurd.
De vrouw dient haar aangifte IB/PVV 2016 in met een aftrek voor specifieke zorgkosten
van € 3.689 en scholingsuitgaven van € 6.426. De inspecteur vraagt in juli 2018 om
extra informatie en kondigt in maart 2019 aan dat hij wil afwijken van de aangifte.
Op 30 april 2019 legt hij de definitieve aanslag op naar een belastbaar inkomen uit
werk en woning van € 36.213. De vrouw maakt op 8 juni 2019 digitaal bezwaar. In de
systemen van de inspecteur staat de behandeling van het bezwaar op enig moment ten
onrechte als ‘afgebroken’ geregistreerd. Na een melding van de vrouw start de inspecteur
de behandeling opnieuw op. Uiteindelijk belandt de zaak bij Rechtbank Zeeland‑West‑Brabant.
De kern van het geschil: heeft de vrouw nog recht op de opgevoerde persoonsgebonden
aftrek?
jaar zijn gemaakt, dat ze op haar drukken en dat ze binnen de aftrekregels vallen.
Als de inspecteur de opgevoerde kosten gemotiveerd betwist, moet de belastingplichtige
die kosten aannemelijk maken. De vrouw zegt dat haar bewijsstukken tijdens verhuizingen
zijn zoekgeraakt en dat zij daarom niets meer kan overleggen. Juist omdat er voor
2016 ‘vrijwel geen bewijs’ is, vindt de rechtbank dat zij niet aan haar bewijslast
voldoet. De rechtbank laat de aftrek voor zorgkosten en scholingsuitgaven daarom vervallen
en laat de aanslag IB/PVV 2016 in stand.
wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank rekent vanaf ontvangst
van het bezwaarschrift (8 juni 2019) tot haar uitspraak (10 december 2025) en ziet
dat de redelijke termijn van twee jaar met afgerond 55 maanden is overschreden. Bij
€ 500 per half jaar overschrijding komt de vergoeding uit op € 5.000. Omdat vooral
de bezwaarfase uitloopt, komt € 4.727 voor rekening van de inspecteur en € 273 voor
rekening van de Staat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt
beide partijen wel tot betaling van hun deel van de schadevergoeding.
Wet: art. 6.1, 6.17 en 6.27 (oud) Wet IB 2001