Geen vrijstelling overdrachtsbelasting bij verdeling woning met scheve economische gerechtigdheid
Een man mag bij de verdeling van woningcertificaten zijn ex-partner uitkopen, maar De zaak draait om een woning die in eigendom is van een stichting, met certificaten Vrijstelling alleen bij bandbreedte 40-60% Het hof herhaalt dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij relatiebeëindiging De sleuteloverweging van het hof is dat niet alleen de juridische verhoudingen tellen, Bron: Hof Amsterdam, 18-03-2025.
krijgt geen vrijstelling overdrachtsbelasting, omdat de economische gerechtigdheid
niet gelijk verdeeld is.
verdeeld tussen een man en zijn voormalige partner. Beiden bezitten de helft van de
certificaten, maar uit aanvullende afspraken blijkt dat de man economisch voor 75%
en de vrouw voor 25% gerechtigd is. Bij het beëindigen van de samenleving in 2020
neemt de man alle certificaten over en betaalt hij de vrouw uit. Hij doet daarbij
een beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij relatiebeëindiging. De
inspecteur wijst de vrijstelling af en legt een naheffingsaanslag op voor het jaar
2020.
alleen geldt als de economische gerechtigdheid aan de woning voor beide partners tussen
de 40% en 60% ligt. Dit volgt uit eerdere jurisprudentie. In deze zaak heeft de man
al voor de verdeling 75% economische gerechtigdheid en zijn ex-partner 25%. Die scheve
verdeling sluit toepassing van de vrijstelling uit, ook als sprake is van een samenleving
buiten huwelijkse voorwaarden met eigen afspraken over waardeverdeling. Het hof ziet
geen reden om door aanvullende afspraken anders te oordelen, en bevestigt het oordeel
van de rechtbank. Het beroep van de man op een besluit van de staatssecretaris over
samenlevingscontracten helpt hem ook niet, omdat de casus onder dat besluit niet valt.
maar óók de economische gerechtigheden, inclusief vorderingen die afhankelijk zijn
van de waardeontwikkeling van de woning. Als daardoor een van de voormalige partners
buiten de 40-60%-bandbreedte valt, geldt de vrijstelling niet, aldus het hof (Wet: art.
15 lid 1 onder g WBRV).