Gevolgen aangenomen amendementen pakket Belastingplan 2026
Minister Heinen en staatssecretaris Heijnen sturen de Tweede en Eerste Kamer een brief Brandstofaccijnzen Het amendement-Grinwis (36812-32) beperkt de eerder voorgestelde verlaging van de Box 3 en eigen woning Amendement 36812-47 (Grinwis, Stoffer, Vermeer) draait de voorgestelde versobering EIA/MIA en WBSO Met amendement 36812-50 (Stultiens) wordt de energie-investeringsaftrek (EIA) en milieu-investeringsaftrek Autobelastingen (EV-korting en youngtimer) Amendement 36812-102 / 36813-9 (Grinwis, Oosterhuis) verlengt de korting op de bijtelling Lucratiefbelang en Aof-premie Amendement 36812-109 (Van Eijk, Van Dijk, Hoogeveen) stelt de invoering van de multiplier Fondsen voor gemene rekening Amendement 36813-10 (Van Eijk) breidt het tijdelijke overgangsrecht voor fondsen voor Vliegbelasting kleine vliegtuigen en ETS2 Amendement 36815-13 (Stultiens, Kröger, Teunissen) introduceert per 1 januari 2030 Bron: MvF 01-12-2025, nr. 2025-0000596877
over de aangenomen amendementen op het pakket Belastingplan 2026, de uitvoerbaarheid
voor de Belastingdienst en budgettaire gevolgen.
Het amendement met de grootste budgettaire impact is het amendement Grinwis met betrekking
tot box 3. Dit geeft in 2026 en 2027 een budgettaire derving van € 1,2 miljard. Daarnaast
werkt dit amendement door op de wetsbehandeling box 3. Mocht de invoering van de Wet
werkelijk rendement box 3 verdere vertraging oplopen, dan kost dit als gevolg van
het amendement € 2,4 miljard in plaats van de eerder genoemde € 1,2 miljard.
accijnzen op benzine, diesel en LPG, waardoor deze accijnzen in 2026 minder dalen
dan in het oorspronkelijke Belastingplan was voorzien. De beoogde inzet van CBAM-inkomsten
wordt verlegd naar het voorkomen van bezuinigingen op het openbaar vervoer. Het amendement
is uitvoerbaar voor de Belastingdienst per 1 januari 2026.
in box 3 terug: het hogere forfait voor overige bezittingen gaat niet door en het
heffingvrije vermogen wordt juist volledig geïndexeerd, waardoor dit hoger uitkomt
dan in het oorspronkelijke plan. Als tegenmaatregel wordt de afbouw van de Wet Hillen
versneld, waardoor de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld eerder volledig
verdwijnt en eigenwoningbezitters met (nagenoeg) afgeloste hypotheek de komende jaren
relatief meer belasting over hun woning gaan betalen. De planning voor invoering per
1 januari 2028 is haalbaar als het momenteel bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel
uiterlijk 15 maart 2026 is aangenomen door de Tweede Kamer. In die planning past ook
een voortvarende behandeling in de Eerste Kamer. Het amendement is uitvoerbaar per
1 januari 2026, als wordt geaccepteerd dat de Belastingdienst de massaal opgelegde
eerste voorlopige aanslagen inkomstenbelasting berekent met de parameterwaarden voor
belastingjaar 2026 zoals die bekend zijn op 14 november. Optredende verschillen worden
verrekend in de definitieve-aanslagregeling.
(MIA) per onderneming begrensd tot de winst van dat jaar; niet-benutte aftrek kan
worden doorgeschoven, waarmee specifieke structuren worden tegengegaan maar de regelingen
complexer worden en het fiscale voordeel later kan intreden of vervallen. Het amendement
is uitvoerbaar met dien verstande dat dit amendement ertoe leidt dat de beschikbare
ruimte voor systeemwijzigingen in de keten Inkomensheffingen per 2029 verder wordt
beperkt waardoor er minder of geen ruimte is voor andere systeemwijzigingen.
Amendement 36812-73 (Van Dijk, Grinwis) zorgt voor een eenmalige indexatie van de
WBSO-schijfgrens, zodat het verhoogde percentage voor speur- en ontwikkelingswerk
op een iets groter deel van de loonsom kan worden toegepast, wat vooral MKB en starters
relatief helpt. De maatregel is uitvoerbaar per 1 januari 2026 voor boekjaren die
aanvangen op of na 1 januari 2026
voor emissievrije auto’s twee jaar, met 18% in 2026 en 20% in 2027 voor de eerste
€30.000 cataloguswaarde, waarna vanaf 2028 weer 22% geldt. Ter compensatie wordt de
youngtimerregeling aangescherpt: de leeftijdsgrens gaat in 2026 van 15 naar 16 jaar
en in 2027 verder naar 25 jaar, zodat auto’s tussen deze leeftijden langer onder de
reguliere bijtellingssystematiek vallen. Dit amendement is uitvoerbaar per 1 januari
2026, als wordt geaccepteerd dat de Belastingdienst de massaal opgelegde eerste voorlopige
aanslagen inkomstenbelasting berekent met de parameterwaarden voor belastingjaar 2026
zoals die bekend zijn op 14 november 2025. Optredende verschillen worden verrekend
in de definitieve aanslagregeling.
in de lucratiefbelangregeling uit naar 1 januari 2028, zodat de grondslagverbreding
voor middellijk gehouden lucratieve belangen later ingaat. Ter uitvoering wordt de
Aof-premie voor werkgevers in 2026 en 2027 beperkt verhoogd, via een ministeriële
regeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het amendement is voor de Belastingdienst
uitvoerbaar per 1 januari 2028.
gemene rekening uit naar alle fondsen die op of na 1 januari 2025 zijn opgericht,
zodat zij kunnen kiezen tussen transparante of niet-transparante behandelingDit creëert
ongelijke behandeling met oudere, niet-transparante fondsen en brengt aanzienlijke
uitvoerings- en handhavingsrisico’s mee, met name bij grote en dynamische beleggersgroepen.
De Belastingdienst zal bezien hoe uitvoering zal worden gegeven aan het amendement.
Daarbij wordt een uitvoeringstoets opgesteld, waarin voornoemde risico’s en overige
uitvoeringsgevolgen zo goed mogelijk in beeld worden gebracht.
een apart, hoog tarief in de vliegbelasting voor passagiers op vluchten met vliegtuigen
tot en met 19 zitplaatsen, met een afstandsafhankelijke tariefstructuur, om de relatief
hoge externe kosten van dergelijke vluchten te beprijzen. De brief meldt daarnaast
dat ETS2 (het tweede Europese emissiehandelssysteem voor onder meer gebouwde omgeving
en wegvervoer) een jaar wordt uitgesteld naar 2028, wat inhoudt dat de invoering van
de extra CO₂-beprijzing later plaatsvindt en de nationale begroting moet worden aangepast
aan lagere ETS2-inkomsten in de tussenliggende jaren. Het amendement kent een aantal
aandachtspunten met betrekking tot de uitvoerbaarheid voor zowel de Belastingdienst
als de luchthavenexploitanten.