Hoge Raad actualiseert richtlijnen voor beroep op betalingsonmacht griffierecht
De Hoge Raad verduidelijkt in dit arrest hoe rechters een beroep op betalingsonmacht Het beroep van belanghebbende op betalingsonmacht met betrekking tot het in cassatie Hier acht de Hoge Raad het niet aannemelijk dat het maandelijkse netto-inkomen van Bron: HR 07-11-2025.
bij griffierecht moeten beoordelen. Daarbij worden de richtlijnen uit het arrest van
2015 (ECLI:NL:HR:2015:354) geactualiseerd.
verschuldigde griffierecht, is door de griffier van de Hoge Raad afgewezen. Belanghebbende
heeft het griffierecht vervolgens onder protest betaald. De Hoge Raad grijpt de zaak
aan om zijn richtlijnen voor de behandeling van een beroep op betalingsonmacht uit
HR 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:354, NTFR 2015/972, te actualiseren. Het beroep op betalingsonmacht wordt gehonoreerd als aannemelijk
is dat sprake is van betalingsonmacht doordat (i) het netto-inkomen waarover de rechtzoekende
maandelijks kan beschikken minder bedraagt dan 95% van de voor een alleenstaande geldende
(maximale) bijstandsnorm, ongeacht de gezinssamenstelling van de rechtzoekende, en
verder (ii) dat hij niet beschikt over vermogen waaruit het griffierecht kan worden
betaald. Inkomen en vermogen van een eventuele fiscale partner dienen bij het inkomen
en vermogen van de rechtzoekende te worden opgeteld. Wat betreft het toetsingstijdstip
gaat het om het inkomen en vermogen in de periode tussen het moment dat de griffier
de rechtzoekende voor de eerste keer op de verschuldigdheid van het griffierecht heeft
gewezen en het einde van de voor de betaling ervan gestelde termijn.
belanghebbende in de relevante periode, minder bedraagt dan 95% van de voor een alleenstaande
geldende (maximale) bijstandsnorm. Daarom wordt het beroep van belanghebbende op betalingsonmacht
(definitief) niet gehonoreerd. De klachten van belanghebbende worden verworpen onder
verwijzing naar artikel 81 lid 1 Wet RO.
(Cassatieberoep ongegrond.)