Standpunt afschrijfbeperking bij ontbreken fiscale boekwaarde verhuurde vermogensbestanddeel

schedule 29 juli 2025
bookmark_border Fiscaal, Ondernemer, DGA, IB-ondernemer, ZZP, Particulier



De Kennisgroep winstbepaling heeft een standpunt ingenomen over de reikwijdte van
de afschrijvingsbeperking van artikel 3.30a, zevende lid, Wet IB 2001 ingeval van
het ontbreken van een fiscale boekwaarde ten aanzien van het verhuurde vermogensbestanddeel.





Gemeente Y is enig aandeelhouder van X BV. Y is eigenaar van een zwembadgebouw en
verhuurt deze aan X BV. Y drijft met deze verhuur geen onderneming en is dan ook niet
belastingplichtig in de zin van de Wet Vpb 1969. Vanwege het ontbreken van belastingplicht
heeft gemeente Y geen fiscale boekwaarde voor het gebouw vastgesteld.


Y kwalificeert, ondanks de afwezigheid van belastingplicht voor de Wet Vpb 1969, als
een verbonden lichaam op grond van artikel 10a, vierde lid, Wet Vpb 1969. X BV investeert
in het gebouw en heeft deze investering op haar fiscale balans opgenomen. In haar
aangifte heeft X BV rekening gehouden met afschrijvingslasten op de door haar gedane
investering.


Voor de toepassing van artikel 3.30a Wet IB 2001 is de fiscale boekwaarde het vertrekpunt
om uiteindelijk op grond van artikel 3.30a, zevende lid, Wet IB 2001 te kunnen bepalen
of X BV fiscaal kan afschrijven op de huurdersinvestering. De bodemwaarde is in deze
casus vastgesteld op 100% van de WOZ-waarde.


Vraag Moeten, en zo ja hoe, de afschrijvingslasten in aanmerking worden genomen op grond
van art. 3.30a, zevende lid, IB 2001 indien de huurdersinvestering is gedaan in een
gebouw zonder fiscale boekwaarde dat in eigendom is bij een niet- belastingplichtig
lichaam?


Antwoord Ja, voor een huurdersinvestering gedaan in een gebouw zonder fiscale boekwaarde moeten
afschrijvingslasten in aanmerking worden genomen conform artikel 3.30a, zevende lid,
Wet IB 2001 nu belastingplichtige en de gemeente verbonden lichamen zijn. Bij het
ontbreken van een fiscale boekwaarde dient een fiscale boekwaarde bepaald te worden
alsof het verhuurde vermogensbestanddeel vanaf het moment van verkrijging tot de fiscale
sfeer van de verhuurder heeft behoord.


Bron: Belastingdienst, 25-07-2025.


https://www.fiscaalinfo.nl/document/p1-1004798