Telt bij bepaling werkelijk rendement box 3 het rendement uit buitenlands onroerend goed wel of niet mee?
De Hoge Raad heeft op 18 juli 2025 geoordeeld dat het rendement uit buitenlands vastgoed In lijn met de arresten van 14 juni 2024 over het rechtsherstel box 3, oordeelt de Als het werkelijk rendement uit buitenlands vastgoed niet meetelt, dan zou dit tot De vraag is volgens het RB of het arrest op bovenstaande wijze gelezen moet worden. Het werkelijk rendement uit buitenlandse vastgoed telt volgens het RB daarom wel degelijk Bron: RB, 01-08-2025.
niet wordt meegenomen bij de berekening van het werkelijk rendement in box 3. De zaak
betrof een belastingplichtige met een woning in Frankrijk. Het RB heeft naar aanleiding
van het arrest van 18 juli 2025 vragen gesteld aan de Belastingdienst en het ministerie
van Financiën.
Hoge Raad dat buitenlands vastgoed buiten beschouwing blijft bij de vaststelling van
het werkelijk rendement. De Hoge Raad baseert zijn oordeel op het feit dat box 3 een
vlak tarief hanteert, waarbij uit de Nederlandse belastverdragen derhalve in alle
gevallen tot een de facto vrijstelling moet leiden, ongeacht het in aanmerking te
nemen voordeel.
gevolg hebben dat belastingplichtigen met buitenlands vastgoed in de vergelijking
tussen forfaitair en werkelijk rendement in een gunstige positie zou kunnen komen
als het rendement uit buitenlands vastgoed positief is, omdat dan het werkelijk rendement
uit buitenlands vastgoed niet meetelt. Hierbij wordt geabstraheerd van de in het buitenland
verschuldigde heffing schrijft het RB.
In het arrest van 18 juli 2025 oordeelt de Hoge Raad dat de op rechtsherstel gerichte
compensatie dient aan te sluiten bij het werkelijke rendement, en dat daarvoor ook
rekening moet worden gehouden met ongerealiseerde waardeveranderingen (rechtsoverweging
4.2.1). De Hoge Raad verwijst hierbij naar rechtsoverweging 5.4.8 van haar arrest
van 6 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:705). In deze rechtsoverweging oordeelde de Hoge Raad dat ongerealiseerde positieve en
negatieve waardeveranderingen ook tot het werkelijke rendement behoren. In rechtsoverweging
4.2.2 van het arrest van 18 juli 2025 oordeelt de Hoge Raad inderdaad dat het werkelijke
rendement van de in Frankrijk gelegen woning buiten beschouwing dient te blijven.
De Hoge Raad verwijst hierbij naar rechtsoverweging 4.4.3 uit zijn arrest van 14 juni
2024 (ECLI:NL:HR:2024:860). In deze rechtsoverweging constateert de Hoge Raad het volgende. Bij een eventueel
in aanmerking te nemen voordeel wegens eigen gebruik van het onroerend goed in Frankrijk,
wordt op grond van het Nederlands-Franse belastingverdrag een vermindering van belasting
in box 3 verleend dat hetzelfde resultaat oplevert als in de situatie waarin dat voordeel
op € 0 zou worden gesteld. Hierdoor hebben de staatssecretaris en belanghebbende geen
belang bij het in aanmerking nemen van een voordeel wegens eigen gebruik. Doordat
uit de vaststaande feiten blijkt dat het werkelijk rendement van belanghebbende lager
is dan het forfaitair rendement, leidt een in aanmerking te nemen waardeverandering
door aftrek ter voorkoming van dubbele belasting niet tot een aanslag naar een hoger
bedrag dan waarvan het Hof is uitgegaan. Dit bevestigt de Hoge Raad in rechtsoverweging
4.2.3 van zijn arrest van 18 juli 2025.
om te bepalen of het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Zowel
huurinkomsten, als voordeel wegens eigen gebruik (vanaf 2026) en ongerealiseerde waarde
mutaties tellen daarbij mee. Alleen als dat eenmaal is geconstateerd, speelt het rendement
uit buitenlands vastgoed voor de verschuldigde belastingheffing geen rol meer en mag
je het werkelijk rendement uit buitenlandse vastgoed buiten beschouwing laten. Het
RB heeft naar aanleiding van het arrest van 18 juli 2025 de volgende vraag gesteld
aan de Belastingdienst en het ministerie van Financiën: ‘Telt bij de bepaling van
het werkelijk rendement box 3 volgens de tegenbewijsregeling box 3 het rendement uit
buitenlands vastgoed niet mee?’