Wet rechtsherstel box 3 niet van toepassing bij hoger voordeel
Hof Den Haag oordeelt dat het voordeel uit sparen en beleggen moet worden berekend Wet rechtsherstel alleen bij lager voordeel Het hof oordeelt dat toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 op grond van artikel Bron: Hof Den Haag 16-10-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:2400
met toepassing van artikel 5.2 Wet IB 2001, ook al is het te betalen belastingbedrag
door een lagere vrijstelling voor buitenlands voordeel per saldo hoger dan bij toepassing
van de Wet rechtsherstel box 3.
Een vrouw heeft over 2019 aangifte ib/pvv gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk
en woning van € 77.522 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 37.909.
De grondslag sparen en beleggen bedraagt € 1.787.410 en bestaat uit bank- en spaarrekeningen,
beleggingen en onroerende zaken in het buitenland. De aanslag is conform de aangifte
opgelegd. De inkomstenbelasting over het belastbare inkomen uit sparen en beleggen
bedraagt € 11.372, maar met inachtneming van € 8.025 aan aftrek elders belast inkomen
is dit op de aanslag verminderd tot € 3.347. De vrouw verzoekt het belastbaar inkomen
uit sparen en beleggen te bepalen met inachtneming van de Wet rechtsherstel box 3.
Volgens die wet bedraagt het belastbare inkomen uit sparen en beleggen € 42.808 en
de daarover verschuldigde inkomstenbelasting € 12.842. Met inachtneming van € 10.421
aan aftrek elders belast inkomen bedraagt de verschuldigde inkomstenbelasting € 2.421.
Het geschil betreft de vraag of het belastbare inkomen uit sparen en beleggen en de
voorkoming van dubbele belasting moet worden bepaald met inachtneming van de Wet rechtsherstel
box 3.
1 lid 3 van die wet uitsluitend openstaat voor gevallen waarin dit tot een lager voordeel
uit sparen en beleggen leidt. Daarvan is geen sprake, omdat het voordeel volgens artikel
5.2 Wet IB 2001 € 37.909 bedraagt en volgens de Wet rechtsherstel box 3 € 42.808.
Uit de systematiek van de inkomstenbelasting in samenhang met de belastingverdragen
volgt dat eerst het belastbare inkomen uit sparen en beleggen wordt bepaald aan de
hand van de toepasselijke nationale wetgeving. Vervolgens verleent Nederland een vrijstelling
voor de belasting op inkomensbestanddelen die aan het buitenland zijn toegewezen.
De belastingverdragen verplichten Nederland niet tot het in aanmerking nemen van een
hoger voordeel uit sparen en beleggen en het verlenen van een hogere vrijstelling.
De rendementsgrondslag in het buitenland kan dus niet buiten beschouwing worden gelaten
bij de berekening. De mengvorm die de vrouw bepleit, waarbij voor verschillende vermogensbestanddelen
de oude of nieuwe berekeningsmethode wordt toegepast, is in strijd met de systematiek
van de Wet IB 2001 en de Wet rechtsherstel box 3. Het hof bekrachtigt de uitspraak
van de rechtbank.
Wet: art. 1 en art. 3 Wet rechtsherstel box 3 en art. 5.2 Wet IB 2001