Wetsvoorstel Belastingplan 2026

schedule 17 sept 2025
bookmark_border Fiscaal, Ondernemer, DGA, IB-ondernemer, ZZP, Particulier



Het Belastingplan 2026 en overige Prinsjesdagstukken zijn op dinsdag 16 september
2025 door minister Heinen aangeboden aan de Tweede Kamer. 





Het pakket Belastingplan 2026 bestaat uit de volgende wetsvoorstellen: 




  • Wetsvoorstel Belastingplan 2026;  




  • Wetsvoorstel Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport;  




  • Wetsvoorstel Wet differentiatie tarief vliegbelasting;  




  • Wetsvoorstel Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht;   




  • Wetsvoorstel Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024;   




  • Wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling minimumbelasting;
     




  • Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de nadere operationalisering
    van het mechanisme voor een koolstofcorrectie aan de grens; en  




  • Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2026 




Belastingplan 2026


Verduidelijking fietsregeling De bijtellingsregeling voor een door de werkgever of voor een IB-ondernemer ter beschikking
gestelde fiets wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 aangepast. Indien
de fiets niet of slechts incidenteel (niet meer dan bijkomstig) bij het woon- of verblijfadres
wordt gestald, geldt de bijtelling op nihil. Dit betekent dat in zulke situaties geen
loon- of inkomstenbelasting is verschuldigd. De wijziging geldt voor alle soorten
fietsen, inclusief deelfietsen en hubfietsen, en verduidelijkt de toepassing van de
bestaande bijtelling. 


Maatregelen lucratiefbelangregeling Per 1 januari 2026 wordt de heffing over voordelen uit een middellijk gehouden lucratief
belang, waarvoor de aanmerkelijkbelangvariant geldt, verhoogd via een grondslagverbredende
multiplier. Hierdoor wordt de effectieve belastingdruk in box 2 verhoogd tot maximaal
36%, afhankelijk van de schijf waarin het voordeel valt. Daarnaast wordt de regeling
aangepast om te voorkomen dat door het ontstaan van een aanmerkelijk belang verliezen
uit aanmerkelijk belang zodanig kunnen worden verrekend dat de belastingheffing over
voordelen uit lucratief belang (nagenoeg) vervalt. 


Aanpassingen box 3 Met ingang van 1 januari 2026 wordt het forfait voor overige bezittingen in box 3
verhoogd door de berekeningsmethode van het langetermijnrendement op onroerende zaken
aan te passen. Daarbij wordt voortaan expliciet rekening gehouden met huurinkomsten
en het voordeel van eigen gebruik. Het forfait voor overige bezittingen stijgt hierdoor
tot 7,78%. Daarnaast wordt het heffingvrije vermogen verlaagd van € 57.684 naar €
51.396 per belastingplichtige. Deze maatregelen gelden tot de invoering van het nieuwe
box 3-stelsel in 2028. 


Uitsluiten niet-marktconform handelende gelieerde partijen van toepassing leegwaarderatio Het kabinet stelt voor te regelen dat de leegwaarderatio in box 3 en de Successiewet
niet kan worden toegepast indien een woning wordt verhuurd of verpacht aan een gelieerde
partij tegen een niet-marktconforme prijs. In die gevallen geldt voortaan de WOZ-waarde
zonder afslag. Ook kan geen beroep meer worden gedaan op de jurisprudentie van de
Hoge Raad die het toestond de waarde in het economische verkeer te hanteren. Gelieerde
partijen die wel marktconform verhuren, behouden de mogelijkheid de leegwaarderatio
toe te passen. 


Reparatie box 3-tegenbewijsregeling voor obligaties en andere vermogensbestanddelen
met kortlopende termijnen
 De tegenbewijsregeling in box 3 wordt aangepast om ontwijking via aankoop van obligaties
met aangegroeide rente of vergelijkbare vermogensbestanddelen te voorkomen. Voortaan
moeten obligaties en vergelijkbare effecten bij de tegenbewijsregeling worden gewaardeerd
op de waarde in het economische verkeer inclusief aangegroeide rente, en vervalt de
vrijstelling voor kortlopende termijnen, behoudens banktegoeden. De wijziging geldt
met terugwerkende kracht vanaf 25 augustus 2025, 16.00 uur, en bevat overgangsrecht
voor eerder aangekochte vermogensbestanddelen om mismatches te voorkomen. 


Aanpassingen groen beleggen De afschaffing van de fiscale faciliteiten voor groen beleggen wordt met één jaar
uitgesteld van 1 januari 2027 naar 1 januari 2028. Hierdoor blijven in 2027 de box
3-vrijstelling en de heffingskorting voor groene beleggingen formeel bestaan. Om het
amendement Van Eijk/Vermeer toch materieel uit te voeren, wordt de vrijstelling in
2027 verlaagd tot € 200 (partners € 400). De heffingskorting blijft 0,1% van dit bedrag.
Per 1 januari 2028 vervallen de faciliteiten volledig, evenals de bijbehorende regelgeving. 


Akkoord ‘Gezond naar het pensioen’ De tijdelijke RVU-drempelvrijstelling wordt vanaf 2026 structureel voortgezet met
een verhoging van het drempelbedrag met € 300 bruto per maand (geïndexeerd naar minimumloon).
Hierdoor kunnen werknemers drie jaar voor hun AOW-leeftijd uittreden zonder dat de
werkgever pseudo-eindheffing betaalt tot dit bedrag. Voor hogere uitkeringen wordt
het tarief van de pseudo-eindheffing stapsgewijs verhoogd tot 65% in 2028. De regeling
wordt beheerst en gericht toegepast voor werknemers met zwaar werk, met monitoring,
evaluatiemomenten en de mogelijkheid tot bijsturing via AMvB. 


Versoberen ETK-regeling Met ingang van 1 januari 2026 worden bepaalde kosten uitgesloten van de ETK-regeling.
De extra kosten van levensonderhoud (waaronder gas, water, licht en andere nutsvoorzieningen)
en de extra gesprekskosten voor privédoeleinden met het land van herkomst kwalificeren
dan niet langer als onbelast te vergoeden extraterritoriale kosten. Deze versobering
geldt voor ingekomen werknemers die tijdelijk in Nederland werken en niet onder de
forfaitaire expatregeling vallen. Voor uitgezonden werknemers wordt nog onderzocht
of eenzelfde beperking wenselijk is. De expatregeling blijft ongewijzigd, afgezien
van de reeds voorziene verlaging naar 27% in 2027. 


Fiscale normering markt voor voertuigen gericht op personenvervoer Het kabinet introduceert per 1 januari 2027 een pseudo-eindheffing van 12% over de
cataloguswaarde van fossiele personenauto’s (niet volledig emissievrij) die werkgevers
aan werknemers ter beschikking stellen voor privédoeleinden, inclusief woon-werkverkeer.
De maatregel richt zich op voertuigen met M1-classificatie (bijv. personenauto’s,
kampeerauto’s, busjes tot 9 zitplaatsen) en geldt alleen indien de auto vanaf 2027
voor het eerst ter beschikking wordt gesteld. Voor bestaande gevallen geldt overgangsrecht
tot 17 september 2030. De pseudo-eindheffing is niet verhaalbaar op de werknemer en
geldt niet bij exclusief zakelijk gebruik. Het doel is werkgevers te stimuleren om
over te stappen op emissievrije voertuigen, waarmee een substantiële versnelling van
het aandeel elektrische auto’s in het zakelijke wagenpark en extra CO2-reductie wordt
beoogd. Motorrijwielen, bestelauto’s en vrachtauto’s vallen buiten deze regeling.
Evaluatie volgt drie jaar na invoering. 


Voorstel ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap Met ingang van 1 januari 2026 wordt voorgesteld dat het aandeel van een echtgenoot
in een huwelijksgoederengemeenschap, of het bedrag dat via een verrekenbeding meer
toekomt dan 50%, bij ontbinding van de gemeenschap belast is met erf- of schenkbelasting.
Dit voorkomt dat door ongelijke breukdelen of verrekenbedingen vermogen onbelast tussen
echtgenoten overgaat. Voor bestaande gevallen tot 18 april 2025 geldt een overgangsregeling;
latere wijzigingen vallen onder het nieuwe regime. 


Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden Schenkingen die binnen 180 dagen voor het overlijden van de erflater zijn gedaan,
worden voortaan uitsluitend voor de erfbelasting aangemerkt als verkrijging krachtens
erfrecht. Hierdoor vervalt de verplichting om aangifte schenkbelasting te doen en
een aanslag schenkbelasting vast te stellen en te verrekenen. In de aangifte erfbelasting
moet melding worden gemaakt van dergelijke schenkingen, die vervolgens volledig in
de erfbelasting worden betrokken. De maatregel geldt vanaf 1 januari 2026, met materiële
terugwerkende kracht tot maximaal 180 dagen daarvoor. 


Gelijkstelling voor de schenk- en erfbelasting van biologische kinderen Voorgesteld wordt dat kinderen die niet in familierechtelijke betrekking tot hun
biologische ouder staan, voor toepassing van de SW 1956 gelijkgesteld worden met kinderen
die dat wel zijn. Hierdoor hebben zij recht op de kindvrijstelling en het bijbehorende
tarief in de schenk- en erfbelasting. Voorwaarde is dat het biologische ouderschap
wordt aangetoond met een DNA-test. De gelijkstelling geldt voor tarieven, vrijstellingen
en antimisbruikbepalingen waarin het begrip ‘kind’ wordt gehanteerd, waarmee het door
de Hoge Raad vastgestelde rechtsgebrek wordt hersteld. 


Verlegging ingangsdatum belastingrente erfbelasting en aangiftetermijn erfbelasting Voorgesteld wordt de aangiftetermijn voor de erfbelasting te verlengen van acht naar
twintig maanden na het overlijden. Tegelijkertijd wordt het startpunt voor het berekenen
van belastingrente eveneens verlegd naar twintig maanden. Hiermee wordt belastingplichtigen
meer tijd geboden om over de benodigde gegevens te beschikken en een juiste en volledige
aangifte te doen, waardoor in veel minder gevallen belastingrente verschuldigd zal
zijn. De maatregelen gelden voor overlijdens vanaf 1 januari 2026 en vereenvoudigen
zowel het aangifteproces voor belastingplichtigen als de uitvoering door de Belastingdienst. 


Emissievrije bijzondere personenauto’s en emissievrije motorrijwielen Voorgesteld wordt de Wet BPM 1992 te wijzigen zodat emissievrije bijzondere personenauto’s
(zoals kampeerauto’s en voertuigen voor rolstoelvervoer) en emissievrije motorrijwielen
niet langer worden belast naar hun catalogusprijs, maar – net als reguliere emissievrije
personenauto’s – tegen een vast tarief. Voor emissievrije bijzondere personenauto’s
wordt dit een vaste voet van € 667 en voor emissievrije motorrijwielen € 200. Deze
regeling geldt tot en met 2030 en voorkomt een onevenredige belastingdruk, waarmee
de stimulans voor emissievrije mobiliteit behouden blijft. 


Autonome vergroening Om te voorkomen dat de bpm-opbrengst daalt door de autonome afname van de CO₂-uitstoot
van nieuwe conventionele personenauto’s, worden de CO₂-schijfgrenzen en -tarieven
jaarlijks aangepast. Voor de jaren 2026 tot en met 2028 worden de schijfgrenzen, inclusief
de dieseltoeslag, verlaagd met respectievelijk 1,55%, 1,46% en 1,38%, en de tarieven
verhoogd met respectievelijk 1,57%, 1,48% en 1,40%. Hiermee blijven de gemiddelde
bpm-inkomsten per voertuig stabiel. De maatregel biedt de sector voorspelbaarheid
en voorkomt jaarlijkse herziening, zonder aanvullende uitvoeringslasten. 


Tariefkorting motorrijtuigenbelasting emissievrije personenauto’s De tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor emissievrije personenauto’s
wordt in 2026-2028 verhoogd van 25% naar 30%, waarna in 2029 opnieuw 25% geldt. Hiermee
wordt beter gecorrigeerd voor het extra gewicht van accu’s, zodat emissievrije personenauto’s
niet zwaarder worden belast dan vergelijkbare benzineauto’s. De korting geldt ook
voor emissievrije kampeerauto’s en werkt door in de provinciale opcenten, waarvoor
provincies worden gecompenseerd. Voor emissievrije bestelauto’s wordt geen aanvullende
korting ingevoerd. Evaluatie volgt in 2028. 


Kwarttarieven motorrijtuigenbelasting De huidige kwarttarieven in de mrb voor motorrijtuigen ingericht als werktuig of werkplaats
en voor voertuigen van kermis- en circusexploitanten worden per 1 januari 2027 beperkt
tot bestelauto’s, omdat na invoering van de vrachtwagenheffing de regeling voor vrachtauto’s
vervalt. Per 1 januari 2028 worden de kwarttarieven volledig afgeschaft. Daarmee wordt
een eind gemaakt aan uitzonderingen die niet stroken met de grondslag van de houderschapsbelasting,
waardoor de mrb eenvoudiger, rechtvaardiger en minder selectief wordt. 


Ophoging en afschaffing heffingsplafond belasting op leidingwater Het heffingsplafond van 300 m³ in de belasting op leidingwater wordt in 2026 verhoogd
naar 50.000 m³ en per 1 januari 2027 volledig afgeschaft. Tegelijkertijd wordt de
belastinggrondslag versmald tot water van drinkwaterkwaliteit en vervalt de 1.000
klantenregeling. Hiermee wordt een vlakke heffing gerealiseerd over het volledige
verbruik, waardoor de regeling eenvoudiger en budgettair robuuster wordt. Grote waterverbruikers
krijgen een prikkel om verspilling tegen te gaan, terwijl kleine eigen voorzieningen
buiten de heffing blijven. Evaluatie volgt in 2031. 


Hervormingen afvalstoffenbelasting Het kabinet ziet af van invoering van een polymerenheffing en dekt het budgettaire
gat deels met hervormingen in de afvalstoffenbelasting. Per 2027 vervalt de vrijstelling
voor zuiveringsslib en per 2029 wordt een apart, hoger tarief ingevoerd voor afval
dat met ontheffing wordt gestort. Daarnaast wordt het algemene tarief van de afvalstoffenbelasting
verhoogd: van € 39,70 per ton nu naar € 90,21 in 2028 en structureel € 113,81 vanaf
2035 (prijspeil 2025). Deze maatregelen genereren opbrengst, ontmoedigen storten en
verbranden van afval en vereenvoudigen de regelgeving. 


Aanpassingen CO2-heffing industrie Het tarief van de CO2-heffing voor ETS1- en lachgasinstallaties wordt per 2026 verlaagd
naar € 78,67 per ton CO2 en de nationale reductiefactor verruimd en daarna bevroren,
waardoor deze installaties tot 2030 effectief geen netto-kosten ondervinden. Voor
afvalverbrandingsinstallaties wordt de heffing juist aangescherpt: het tarief stijgt
naar € 295 per ton in 2030, de vrijgestelde uitstoot daalt tot nul in 2033 en handel
in dispensatierechten met overige installaties wordt uitgesloten. Daarnaast wordt
de verrekenmogelijkheid (carry back) uitgebreid voor meer flexibiliteit. 


Belastingvermindering energiebelasting De vaste belastingvermindering in de energiebelasting (heffingskorting) wordt per
1 januari 2026 structureel verhoogd met een budgettaire omvang van € 100 miljoen.
Dit komt neer op een verhoging van € 9,30 per elektriciteitsaansluiting met een verblijfsfunctie,
zoals woningen en de meeste bedrijfspanden. Circa 91% van het voordeel komt terecht
bij huishoudens en 9% bij bedrijven en instellingen. Door deze verhoging wordt de
energierekening van alle huishoudens verlaagd, onafhankelijk van het verbruik. De
maatregel is eenvoudig uitvoerbaar en doelmatig. 


Aanpassing zuiveldefinitie De zuiveluitzondering in de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken wordt aangescherpt
om omzeiling via dranken met een vleugje zuivel te voorkomen. Voortaan zijn alleen
ongezoete en niet-aromatische melk en karnemelk uitgezonderd; andere zuiveldranken
zoals chocolademelk worden belast. Voor sojadranken geldt een uitzondering alleen
als het suikergehalte ≤ 5% en verzadigd vet ≤ 1,1% bedraagt. Daarnaast worden zuigelingenvoeding
en medische voeding expliciet uitgezonderd. Het begrip 'limonade' in de wet wordt
vervangen door “overige alcoholvrije drank”. De maatregel levert structureel € 41
miljoen op vanaf 2027. 


Koopkrachtmaatregel BES-eilanden Per 1 januari 2026 wordt op de BES-eilanden het tarief van de eerste schijf in de
inkomsten- en loonbelasting verlaagd en het tarief van de tweede schijf verhoogd,
zodat de maatregel budgetneutraal is. Hiermee wordt de belastingdruk voor lagere en
middeninkomens verminderd en verschoven naar hogere inkomens. Het doel is de koopkracht
en bestaanszekerheid van inwoners met lagere en middeninkomens te versterken en inkomensverschillen
te verkleinen. De maatregel is eenvoudig uitvoerbaar en wordt niet geëvalueerd. 


Verlengen verlaagde accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG De per 1 juli 2023 geldende accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG blijven
ook in 2026 ongewijzigd en worden pas per 1 januari 2027 weer aangepast. Door af te
zien van indexatie wordt de accijnskorting voor 2026 feitelijk ruimer dan in voorgaande
jaren. Hiermee blijven de tarieven boven de EU-minimumniveaus. De maatregel verlaagt
tijdelijk de brandstofkosten en leidt tot lagere belastingopbrengsten. In 2027 volgt
een onderzoek naar de grenseffecten van het beëindigen van de verlaging. 


Bron: Wetsvoorstel Belastingplan 2026, 16 september 2025.


https://www.fiscaalinfo.nl/document/p1-1032359