Vaststellen werkelijk rendement box 3 moet op totaal box 3-vermogen; vordering met lage rente onvoldoende voor rechtsherstel
De rechtbank beslist dat bij het bepalen van het werkelijk rendement voor rechtsherstel Een man doet aangifte IB/PVV voor 2021 en geeft in box 3 bezittingen aan waaronder Gehele vermogen relevant bij werkelijk rendement De rechtbank stelt vast dat op basis van recente jurisprudentie van de Hoge Raad het Bron: Rb. Noord-Nederland, 04-09-2025.
box 3 het totale rendement op het gehele box 3-vermogen meeweegt, en niet alleen het
rendement op individuele vorderingen met een relatief lage rente.
vorderingen op zijn kinderen met een rente van 1,5% per jaar en een verhuurde woning
waarvoor de leegwaarderatio is toegepast. De inspecteur volgt de aangifte en legt
de aanslag op naar een forfaitair rendement van €35.616. De man betoogt dat het werkelijke
rendement op de vorderingen lager ligt dan het forfait en wenst rechtsherstel, verwijzend
naar het Kerstarrest van de Hoge Raad. De inspecteur wijst erop dat het rentepercentage
op de vorderingen onzakelijk laag is en benadrukt dat het werkelijk rendement zakelijk
moet worden beoordeeld.
werkelijk rendement op het gehele vermogen in box 3 bepalend is; het volstaat niet
om alleen het rendement van specifieke vermogensbestanddelen te bezien. Daarbij horen
ook niet-gerealiseerde waardeveranderingen en is aftrek van kosten niet toegestaan.
Bij het beoordelen van het totale vermogen neemt de rechtbank behalve de ontvangen
rente van de vorderingen ook de aanzienlijke waardestijging van de verhuurde woning
en de ontvangen huurinkomsten in aanmerking. Dit levert een werkelijk rendement op
dat hoger is dan het forfaitair vastgestelde rendement. De man heeft niet aannemelijk
gemaakt dat het werkelijk rendement lager is dan het forfait, zodat geen sprake is
van een schending van het discriminatieverbod of het eigendomsrecht bij box 3.
Het beroep is ongegrond.