Vrijstelling overdrachtsbelasting bij splitsing blijft van toepassing op aandelenverkrijging
Gerechtshof 's-Hertogenbosch bevestigt dat de splitsingsvrijstelling ook geldt voor Een bv was voor 50% aandeelhouder van een splitsende vennootschap die onroerende zaken Inspecteur betwist reikwijdte vrijstelling De inspecteur stelde zich op het standpunt dat de splitsingsvrijstelling wel gold Hof bevestigt vrijstelling bij splitsing naar onroerend-goedlichaam Het hof oordeelde dat sprake was van één rechtshandeling - een zuivere splitsing - Het hof constateerde dat de wetgever de situatie waarin een onroerend-goedlichaam Het hof oordeelde dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing is op Bron: hof Den Bosch 07-05-25 (gepubl. 06-06-25).
de verkrijging van aandelen in een onroerend-goedlichaam dat door een zuivere splitsing
ontstaat.
in Nederland en Duitsland bezat. Wegens onenigheid over de bedrijfsvoering besloten
de aandeelhouders hun samenwerking te ontvlechten via een zuivere juridische splitsing.
Bij deze splitsing gingen alle onroerende zaken over naar een nieuw opgerichte vennootschap
die kwalificeerde als onroerend-goedlichaam in de zin van artikel 4 WBR. De inspecteur
legde een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op voor de verkrijging van de aandelen
in dit nieuwe lichaam door belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat de vrijstelling
van artikel 15, lid 1, onderdeel h, WBR van toepassing was, waartegen de inspecteur
hoger beroep instelde.
voor de verkrijging van onroerende zaken door de nieuwe vennootschap, maar niet voor
de verkrijging van aandelen in deze vennootschap. Volgens de inspecteur was overdrachtsbelasting
verschuldigd over de waarde waarmee het middellijke belang van belanghebbende in de
Nederlandse onroerende zaak was toegenomen. Hij verwees naar een besluit van de Staatssecretaris
van 25 mei 2018 waarin wordt gesteld dat de wetgever de vrijstelling heeft bedoeld
voor splitsingen waarbij de verdeling van het indirecte belang in onroerende zaken
niet wijzigt.
die leidde tot twee verkrijgingen: de verkrijging van onroerende zaken door de nieuwe
vennootschap en de verkrijging van aandelen in deze vennootschap door belanghebbende.
Het hof stelde vast dat de tekst van artikel 15, lid 1, letter h, WBR in samenhang
gelezen met artikel 5c UBBRV niet aan toepassing van de vrijstelling voor de tweede
verkrijging in de weg staat.
als gevolg van een splitsing ontstaat, niet onder ogen heeft gezien. Omdat noch de
tekst van de wet noch het uitvoeringsbesluit aan toepassing van de vrijstelling in
de weg staat en de bedoeling van de besluitgever diffuus is, knoopte het hof aan bij
de wettekst. Het hof wees ook op het doorkijkarrest van de Hoge Raad van 30 november
2018, waarin heel ruim wordt verwezen naar vrijstellingen ingevolge artikel 15 WBR.
de verkrijging van de aandelen door belanghebbende en verklaarde het hoger beroep
van de inspecteur ongegrond.